De aanleiding was de witte wereld, want er lag een fijn
poederlaagje sneeuw over het landschap. Ik mopperde in mijzelf over de kou en
gladheid, want ik had me erop verheugd dat we zo het voorjaar in zouden
glijden. Deze winter is het kwik nauwelijks gedaald onder de tien graden en dat
vind ik heerlijk. Terwijl ik dus de straat uit fietste, werd ik aangesproken
door een driejarig mannetje. ‘Hoi’, hoorde ik vanuit een voortuin. Hij stond
midden op het tuinpad, aangekleed als een Michelinmannetje en met ogen zo groot
als koffieschoteltjes. ‘Hoi!’ riep ik terug en ik fietste door. Maar tijdens de
rest van mijn tocht bleef het jongetje op mijn netvlies staan. Hoe zou hij de
wereld zien? Als een oliebol met poedersuiker? Hij kan zich vast niet meer
herinneren dat er vorig jaar dikke pakken sneeuw lagen. De witte wereld van
vandaag is ongetwijfeld zijn ‘eerste kennismaking’ met sneeuw. Kon ik me maar
verwonderen zoals een driejarige. Ik kan me hooguit verbazen dat koning winter
toch nog wenst langs te komen.
In verbazen zit voor mij een waardeoordeel. Als ik me
verbaas over jouw actie, dan keur ik hem af. Verwonder ik me erover, dan
had ik het niet verwacht, maar dan wijs ik het niet per se af. Van Dale maakt
dat onderscheidt niet, dus wellicht ben ik de enige die een betekenisverschil voelt.
Hoe ervaar jij dat?
Wil je reageren? Dat kan hieronder!